Als we het gebit van de mens bekijken, dan is er slechts één
conclusie mogelijk: de mens is een alleseter.
Ons gebit is van nature toegerust voor het eten van allerlei soorten
voedsel. Het zit zo in elkaar dat zowel vlees, vis, groente, fruit, als graan gemakkelijk
en doelmatig kunnen worden weggewerkt. Dit staat als een paal boven water. Laat u niet van de wijs brengen door wat vegetariërs,
macrobioten of andere culinaire alternatievelingen u hierover op de mouw
proberen te spelden. Met onze voortanden kunnen we heel gemakkelijk een stuk
vlees losscheuren van een bout, of een hap
nemen uit een boomvrucht. En in onze mondholte kunnen we die hapklare
moot met onze kiezen verder vermalen tot stukjes die klein genoeg zijn om door
te slikken voor verdere verwerking in het spijsverteringskanaal.
Het gebit van een zuiver vleesetend zoogdier is niet gebouwd
voor het vermalen van stukken vlees of
fruit. Met een dergelijk gebit is het losrukken en doorslikken. Grote brokken,
hap slik, weg. Het gebit van een zuiver plantenetend zoogdier is weer niet
ontworpen voor het losrijten van reepjes
vlees van een homp. Het is gemaakt om te
malen, te malen en nog eens te malen.
Het gebit van de mens eet een beetje van beide walletjes mee.
Het vormt de gulden middenweg tussen dat van een carnivoor en dat van een
herbivoor. De mens is een
opportunistische eter. Met deze eigenschap bevindt hij zich in het goede gezelschap van edel gedierte als de chimpansee, de beer en het varken.
Uit archeologisch onderzoek tot nu toe blijkt dat onze voorouders
fervente alleseters waren, hoever we ook teruggaan in de tijd. De vroege
prehistorische mens was een jager annex verzamelaar. Hij combineerde het eten van vlees met dat
van fruit. En vanaf het moment dat de domesticatie van voedselbronnen haar
intrede deed werd zowel aan veeteelt als aan akkerbouw gedaan.
Tegenwoordig zijn er echter steeds meer pappenheimers die de mening zijn toegedaan dat een mens
eigenlijk geen vlees zou moeten eten. Dat zou ongezond zijn en bovendien moet men er
dieren voor dood maken. En dat is niet kies. Liefst zouden deze types aantonen
dat de mens eigenlijk altijd al een herbivoor is geweest. Maar dat valt niet mee na de overdaad aan
wetenschappelijk bewijs van het tegendeel, waar ik u hierboven op trakteerde. Desondanks
is er in deze moderne tijden sprake van een groeiende groep vegetariërs, veganisten en allerlei tussenvormen, zoals
ovo-vegetariërs, lacto-vegetariërs en ovolacto-vegetariërs. De scherpslijpers onder
u kunnen hier nalezen waarin hem precies de verschillen zitten.
Het lijkt overigens een belangrijke liefhebberij van de
genoemde non-conformistische eters om eindeloos onderling te filosoferen over waar
exact de grens ligt van wat moreel gezien nog net wel, en wat net niet meer,
gegeten mag worden. Het geneuzel hierover zal ik u besparen, want voor de degelijke
principeloze vleeseter, tot welke categorie ik mezelf ook reken, is dit
slaapverwekkende materie, zo kan ik u verzekeren.
Uit eigen ervaring weet ik inmiddels overigens dat lang niet
alle vegetariërs het altijd even nauw nemen met hun eigen overtuiging. Zo was
ik met mijn vrouw enkele jaren geleden tijdens de Kerstvakantie met een
reisgezelschap in Noorwegen aanbeland om daar gezamenlijk te gaan langlaufen
over de besneeuwde heuveltoppen. In deze groep bevonden zich ook enkele
vegetariërs. En terwijl de rest van het gezelschap zich elke avond na een lange
dag op de latten moe maar voldaan stortte op overheerlijke Noorsedinerspecialiteiten als fiskesuppe
(visbouillon), kjottkaker (gehaktballetjes), gravlaks
(zalm), lapskaus (hachee van
rundvlees) en rømmesild (haring in
room), zaten de vegetariërs iedere keer quasi-enthousiast een omelet of uitsmijter weg te kauwen. Dat gaat een keer vervelen natuurlijk. Het
duurde dan ook niet langer dan drie dagen voor de eerste vegetariër zich aan
een uitgeserveerde Noorse zalm vergreep. En aan het einde van de reis waren
alle vegetariërs om. Voor een authentiek mals mootje vis maakten ze graag een
uitzondering op hun gestaalde principes. Want, laten we wel wezen, iedereen wil
gedurende zijn of haar welverdiende vakantie ook wel eens onvervalst genieten
van het avondmaal. Sinds deze ervaring zijn mijn vrouw en ik wat nadrukkelijker
gaan letten op het eetgedrag van zelfbenoemde planteneters in onze omgeving en dan blijkt dat de
vegetarische vis wel vaker op het menu van de principiële eter staat, als dat
zo uitkomt.
De vegetariër lijdt overigens aan de mildste vorm van
voedingsaberratie. De veganist is weer een stuk strikter in de leer. Maar als u denkt daarmee de grootste asceten
op het gebied van het verschalken van voedsel te kennen, dan moet ik u teleur
stellen. Het kan altijd nog erger.
Meet the Fruitarian! Deze onverbeterlijke idealist is heel streng voor zichzelf. De fruitariër voedt zich uit overtuiging alleen
met de rauw eetbare vruchten van planten.
Hij is van opvatting dat de mens geen
enkel levend wezen mag nuttigen en dus
ook geen planten of vaste delen daarvan, zoals bladeren, stengels en wortels. Want
planten hebben ook een gevoel. En de fruitariër wil geen geweld gebruiken tegen
welk levend wezen dan ook. Hij wil zelfs planten geen pijn doen.
Dus als u volgende keer weer een ruiker veldbloemen bij
elkaar staat te sprokkelen in de vrije natuur, of als u een bosje rozen koopt
bij de bloemist om de hoek, besef dan wel dat er veel verborgen leed zit in zo’n
fleurig boeket. De vazen bij u thuis zijn gevuld met de zwijgzame slachtoffers
van zinloos geweld.
Dit artikel verscheen eerder in Het Nieuwe Journaal.
(© RL, september 2009)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.